I. Stemming: lichthoofdig
Het hoofd wil
soms los van de schouders
zich ophalen, in het hogere
dwalen en
vergeten het lijf en
geen blijf weten met weten
en vergeten de wetten
van onthouden en het zich
sterk houden, op het lijf
dat soms eens beeft.
Zo wil het licht zoals onder
water verdrinken in het
Niets en ogen neus
de mond dicht
verstikken de gedachten over
later of het nu of nooit meer,
wil het zonder vragen
verjagen de wroeging
van weleer.
II. Stemming: lichtvoetig
Klokkend
slik ik
de s e h n s u c h t
in het trage, ijle lijf
ik vind je
benemend, adem
droge droesem
zink bezinksel, nu ik
jou geproefd
klappen klepperen longen
happen haperen tongen
kieuwloos
spaarzaam spartelend
lig ik te drogen
bakvis, terwijl jij
zo zee dichtbij
zo immer onbereikbaar
tij.
III. Stemming: spagaat tussen kant en wal
Het lijden zit tussen mijn ogen:
donkerbruin het vermoeden dat
mijn slapen willen slapen
zo ze zoemen bonzen
zoals de kosmos gonst.
Met huid overspannen ben ik
een bongobas of gevoelige snaar,
hoog snijdend laag glijdend naar
’t kloppend hart mijn klankkas.
Ben ik een sprinkhaan die bidt
om verlossing, of een krekel
die spreekt met vleugels
als tamtamboerijnen,
vol mijmer vol kwijnen.
Die van de ene oever naar de
andere wil verdwijnen,
om daar te zijn maar dan te zingen
van terug springen
naar de overkant.
IV. Stemming: natuurlijk
Op mijn been, schuilend voor buien
kruipt weerloos klein een onweersvlieg,
door de vlaag belaagd en door eigen naam
geplaagd.
Donders haal ik uit, wil met kattige klauwen
naar mijn kriebelende huid krabben
en knauwen maar blijf monniks nederig
genegen en tik zacht als zomerse regen
tegen het tere lijf, dat regelrecht verstijft.
Hij voelt nattigheid, spreidt vleugels
wacht gespannen op een zucht,
als houdt de wind de teugels, en
laat zichzelf onverwacht gezwind
los in de lucht.
V. Stemming: zenuwangstig
Soms ben ik ijsberend, de rust
afwerend en zeg:
ik moet door het oog van orkanen
kruipen, om kolkend als
tomeloze botsende atomen
krachtig kernachtig ondeelbaar
mezelf te zijn.
Ik moet vulkanisch worden of…
Maar je lachte gespeeld, zei:
in ijs- en lavastromen noch
stormen zal je heelhuids ontkomen,
je bent jezelf te traag…
Achterom kijkend voel je in vlagen
mijn wind, de erosie die je vage
bindingsangst ontbindt.
VI. Stemming: even liggend
Vanaf het eerste uur
ben ik voor je gezwicht
ben ik rijzend soms als haren
zachte dons en jij streelt,
beveelt dan ademwarm te liggen
zoals onverstoord de wind ligt
tussen ons – wij arm in arm.
Troostend als strohalmen die
aan lippen hangen, vol angst
voor spreken over stil verlangen
vouw je vleugels om me heen,
ben ik niet langer bang – alleen.
Word ik windstil zonder streken of
poollicht – nog groen breek ik
kleurrijk open, wil niet langer
zeewaarts eilanden blijven
lopen want ik kon
niet langer vluchtend onverlicht
verzuchten naar vertrekken met
de noorderzon.
VII. Stemming: ontmantelend
Tussen ruiten van mijn enger wordende cel
tastte ik pantomimisch naar mijn originele Zelf,
ik zocht een ikkepitje onder huid, pluisde tussen de
dode cellen van een vroeger leven de harde kern
van mijn gebreken uit.
De eerste laag was – krabbend met de duim
te dik dan maar eraf met een hamertik – van
porselein, het harlekijngezicht dat mij
bespeelde, denkend dat ik glashelder dit was,
wat ik mij met holle frasen had toegedicht.
De tweede laag een vlies, een film – flinterdun
in mijn hoofd geprent, geënt op een stoffig advies.
een mij, gezien door de lens van anderen,
de wens om mezelf alsnog te veranderen.
De derde laag, glazig als de toekomst,
te bol en vol van hoop op morgen of
gouden geklater van het onbezorgde later.
Uren, dagen en lagen heb ik geteld, gepeld,
de vraag naar de oorzaak van strijd
tussen mijn ik en mijn Zelf gesteld.
Het antwoord lag in het binnenstebuiten
keren van mijn geschubde huid, mij onbegrensd
voluit aan ruimte overgeven, vingers die niet beven
en de tijd bespelen zonder geluid, het leidmotief
van verstikkende wijzers en levenswijsheid opgeven
da capo van elders opnieuw beginnen vergeten.
Het lag in het vingerstrelend stil verzaken aan luide vragen,
de leegte raken tussen lagen. Het was luisteren naar
het ademen van mijn huid, niet meer snuisteren in koffers
vol dode cellen en niet meer hardnekkig pellen.
foto: all rights reserved by Tristan Appleby. Bron: Flickr